Indien U problemen hebt met de DT regels, zowel in de Tegenwoordige en de Verleden Tijd, ziehier de Simpele Manier om altijd alles correct te schrijven:
TEGENWOORDIGE TIJD:
Onthoud dat ALLEEN de IK-VORM en de JE of JIJ-VORM (achter het werkwoord!), altijd met D is!
Bijvoorbeeld: ik zend, zend je of zend jij?
Staat het werkwoord achter JE of JIJ: altijd DT.
Bijvoorbeeld: je zendt, jij zendt.
In alle andere gevallen: DT.
Bijvoorbeeld: hij zendt, wordt het kind...?
VERLEDEN TIJD:
ALTIJD alleen D.
Bijvoorbeeld: hij zond, zond de man...?
In andere gevallen: ALTIJD de IK-VORM (van in de tegenwoordige tijd) + DE of TE.
Bijvoorbeeld: zij antwoordde (ik-vorm tegenwoordige tijd: antwoord + de), speelde het kind? (ik-vorm tegenwoordige tijd: speel + de), de vrouw richtte (ik-vorm tegenwoordige tijd: richt + te).
SUCCES!
TEGENWOORDIGE TIJD:
Onthoud dat ALLEEN de IK-VORM en de JE of JIJ-VORM (achter het werkwoord!), altijd met D is!
Bijvoorbeeld: ik zend, zend je of zend jij?
Staat het werkwoord achter JE of JIJ: altijd DT.
Bijvoorbeeld: je zendt, jij zendt.
In alle andere gevallen: DT.
Bijvoorbeeld: hij zendt, wordt het kind...?
VERLEDEN TIJD:
ALTIJD alleen D.
Bijvoorbeeld: hij zond, zond de man...?
In andere gevallen: ALTIJD de IK-VORM (van in de tegenwoordige tijd) + DE of TE.
Bijvoorbeeld: zij antwoordde (ik-vorm tegenwoordige tijd: antwoord + de), speelde het kind? (ik-vorm tegenwoordige tijd: speel + de), de vrouw richtte (ik-vorm tegenwoordige tijd: richt + te).
SUCCES!